De reis van de ziel na de dood
(Een Samenvatting van Kitab Ar-Ruh van Ibn Al-Qayyiem)
]هولندية -[nederlands
Door:
Soelaymane bin Saleh Algoeraashie
1431 - 2010
مختصر لمسائل كتاب الروح لابن القيم
« باللغة الهولندية »
تأليف: سليمان بن صالح الخراشي
1431 - 2010
VAN DE ENE WERELD NAAR DE ANDERE!!!
‘Waarom dan, wanneer de ziel van (de stervende) zijn keel be¬reikt. En gij ziet toe op dat ogenblik zijn Wij dichter bij hem dan gij, maar gij ziet dit niet’.
(Al-Waqi ‘a (56): 83-85)
Als iemand sterft, komt de Engel des Doods om zijn ziel te nemen, ongeacht wie hij is. De stervende persoon ziet hem, hoort hem en spreekt met hem, maar niet met zijn ogen, zijn oren of zijn tong. Hoe gaat dat dan? Dat weet
ik niet precies. Alles wat ik weet is, dat als hij naar een andere wereld overgaat hij op een manier ziet, hoort en spreekt, die wij levenden niet kunnen waarnemen. Hiervan zijn vele gevallen overgeleverd:
lbn Abi’d-Doenya vertelde, dat op de dag dat ‘Oemar ibn ‘Abdoe’l-Aziz stierf, hij tegen degenen bij hem zei: “Zit bij mij.” Toen zij bij hem zaten, zei hij: “Ik ben degene, die U bevolen hebt, en die U niet gehoorzaamd heeft. U ver¬bood mij iets en ik kwam daartegen in opstand.” Hij zei dit drie maal. Toen zei hij: “Maar er is geen god dan Al¬lah.” Toen hief hij zijn hoofd op en staarde. Zij zeiden: “U kijkt heel indringend Amier
al-Moe’minien.” Hij ant¬woordde: “Ik zie een verschijning die geen mens of djinn is.” Daarna stierf hij.
Fadala ibn Dinar zei: “Ik was tijdens het stervensuur van Mohammed ibn Wasi’ bij hem. Hij begon te praten en zei: “Welkom bij de engelen van mijn Heer! Er is geen kracht of macht behalve van Allah! Ik rook de zoetste geur die ik ooit heb geroken.” Toen werden zijn ogen gla¬zig en hij stierf.
Waarom ga ik zo ver in het verleden, naar de tijd van de eerste moslims terug? Ik was zelf aanwezig toen ie¬mand in onze eigen tijd stierf. Ik was bij mijn grootmoeder toen zij stierf. Het was de tijd van het ochtendgebed.
Zij had pijn en snakte naar lucht, kreunde van de intense pijn, maar ondanks dat, herhaalde zij met grote vreugde: “Al-lah! De dood is zoet!” en sprak elke paar minuten de sha¬hada uit. Toen was alles voorbij. Dit is waar onze
taak, de taak van degenen, die nog in leven zijn, begint.
Nadat de ziel genomen is, en als het een zuivere ziel is, dan wordt hij begroet door zijn familie die in het Hierna¬maals is en die de Tuinen bewonen, zij komen de ziel jui¬chend en met grote vreugde begroeten.
Zij vragen de ziel over de toestand van degenen, die nog in deze wereld le¬ven.
Daarna dragen de engelen de ziel van de ene hemel naar de volgende, tot hij in de aanwezigheid van Allah (Alle eer is aan Hem en moge Hij geprezen zijn!) komt. Dan keert de ziel zich om en ziet dat het lichaam gewassen en gekleed wordt en dat het begraven wordt. De ziel zegt: Neem mij voorwaarts! Neem mij voorwaarts! of Waar nemen jullie mij naar toe? Maar de mensen kunnen het niet horen.
Als het lichaam in het graf is gezet, plaatst de ziel zich tussen het lichaam en het lijkkleed, op deze manier kan de ondervraging plaatsvinden. Daarna hoort de ziel de voet¬stappen van de laatste mensen verdwijnen, die
bij de be¬grafenis waren en de aarde is over hem uitgespreid. De aarde weerhoudt de engelen echter niet om hem te bena¬deren. Zelfs als er een steen voor hem was uitgehold en hij daarin was geplaatst en de opening met lood verzegeld was, zou dat de engelen nog niet weerhouden om hem te benaderen. De hardste stoffen kunnen de doorgang van de zielen niet
tegenhouden. Zij houden zelfs de djinns niet tegen. Allah - moge Hij verheerlijkt zijn! - heeft de aarde en de stenen net zo voor de engelen gemaakt, als Hij lucht voor de vogels heeft gemaakt.
Het graf dijt uit en strekt zich voor de ziel, en ook voor het lichaam uit. Het lichaam is in een graf van de kleinste afmeting en toch dijt het uit, vanwege de ziel, zover als het oog reikt.
Voor details en voor de bevestiging van wat ik heb ge-zegd citeer ik hier een aantal betrouwbare hadiths van de Boodschapper van Allah . Hij zei:
“Als een gelovige op het punt staat om deze wereld te verlaten en over te gaan naar de Volgende wereld, dan dalen engelen uit de hemelen af met gezichten die stralen als de zon en zitten om hem heen in een menigte zover het oog reikt. Dankomt de Engel des Doods en zit bij zijn hoofd en zegt: “Goede ziel, kom naar buiten naar de ver¬geving en het genoegen van Allah!”
En de ziel verschijnt, zoals een druppel water uit een waterzak stroomt en de Engel pakt het vast. Als hij het gepakt heeft, laten de ande¬re engelen het geen moment in zijn hand. Zij nemen het en plaatsen het in een
geparfumeerd kleed en de geuren daarvan lijken op de zoetste geur van muskus, die op aar¬de gevonden kan worden. Dan dragen zij hem naar boven en telkens als zij langs een groep engelen komen, vragen die: "Wie is deze goede ziel?" en de engelen met de ziel antwoorden: ‘Die en die, de zoon van die en die," en zij gebruiken de
mooiste namen waarmee de mensen hem in deze wereld hebben genoemd. Zij brengen hem naar de laagste hemel en vragen of er een poort voor hem geopend kan worden. Die wordt voor hem geopend, en de engelen van elke hemel, die dicht bij Allah staan, begeleiden hem naar de volgende hemel tot hij de hemel bereikt, waar Allah, de Grote, is. Allah, de Almachtige en Majesteitelijke zegt: “Schrijf het boek van Mijn slaaf in ‘Illiyum in en breng hem terug naar de aarde. Ik heb hen daaruit geschapen en Ik breng hen daar weer naar toe en Ik breng hen daar weer uit voort.” Zijn ziel wordt dan weer naar zijn lichaam toegebracht en twee engelen komen naar hem toe. Zij laten hem zitten en zeggen tegen hem: “Wie is jouw Heer?” Hij antwoordt:
“Mijn Heer is Allah.” Zij vragen hem: “Wat is jouw gods¬dienst?” Hij antwoordt: “Mijn godsdienst is islam.” Zij vra¬gen hem: “Wie is deze man,
wie onder u was gestuurd?’’ Hij antwoordt: “De Boodschapper van Allah.” Zij vragen hem: “Hoe ben je deze dingen te weten gekomen?” Hij antwoordt: “Ilk las het Boek van Allah, geloofde erin en verklaarde dat het waar was.” Dan verklaart een Stem uit de hoogte: “Mijn slaaf heeft de waarheid gesproken, spreidt daarom de tapijten uit de Tuin voor hem uit en open de poort van de Tuin voor hem!” Dan komt er wat van de geur en het parfum van de Tuin bij hem, zijn graf breidt zich uit, zover het oog reikt, een man met prachtige kleding en een zoete geur komt naar hem toe en zegt: “Verheug je in dat wat je pleziert, want dit is de dag die je beloofd is.” Hij vraagt: ‘Wie ben je? Je hebt een uiterlijk, dat veel goeds voorspelt.” Hij antwoordt: “Ik ben je goede daden.” Dan zegt hij: “0 Heer, laat het Laatste Uur spoedig slaan, zodat ik bij mijn familie en mijn bezittingen kan zijn!”Als een ongelovige op het punt staat om deze wereld te verlaten en naar een Volgende Wereld overgaat, komen engelen met zwarte gezichten en ruig haar en kleding uit de hemel naar beneden en zitten in grote menigte om hem heen, zover het oog reikt. Dan komt de Engel des Doods en gaat bij zijn hoofd zitten en zegt: “Slechte ziel, kom naar buiten voor de wraak en de woede van Allah!’ De ziel verdeelt zich over het hele lichaam en wordt uit het li¬chaam getrokken zoals een pin uit natte wol wordt ge¬trokken. Dan neemt de engel hem over. Als hij hem te pakken heeft, laten de andere engelen het geen moment in zijn handen. Zij nemen hem en wikkelen hem in een ruig¬behaard kleed waar een stank vanaf komt, zoals de ergste stank van een Iichaam in de wereld. Dan nemen zij hem naar boven en telkens als zij voorbij een groep engelen komen, vragen dezen: ‘Wie is deze slechte ziel?” en de engelen met de ziel antwoorden: “die en die, de zoon van die en die,” en zij gebruiken de ergste
benamingen die de mensen hem op deze wereld hebben gegeven. Dan brengen zij hem naar de laagste hemel en vragen of de poort voor hem geopend kan worden. Deze gaat niet open.
De Boodschapper van Allah reciteerde toen:
“. ..de poorten van de hemel zullen niet worden geopend. noch zullen zij in het paradijs komen. tot een kameel door het oog van de naald gaat.” (Al-A ‘raf (7):40)
Dan zegt Allah, de Almachtige en Majesteitelijke: "Schrijf zijn boek in Sijdjin in, in de diepste aarde." Daarna wordt de ziel naar beneden gegooid.
Daarna reciteerde de Profeet :
“En wie iets met Allah vereenzelvicht, het is alsof hij van een hoogte valt en de vogels hem wegrukken of de wind hem weg¬blaast naar een afgelegen plaats.” (Al-Had (22):31)
Dan keert zijn ziel naar zijn Iichaam terug en twee engelen komen naar hem toe en zeggen tegen hem:“Wie is uw Heer?” Hij antwoordt: “Helaas, helaas, ik weet het niet!” Dan klinkt een Stem uit de hoogte en zegt: “Mijn slaaf heeft gelogen, spreidt dus de tapijten van het Vuur voor hem uit en open de poort van het Vuur voor hem! Daarna komt er een hete wind naar hem toe, zijn graf wordt zo nauw voor hem, dat zijn ribben samengeperst worden en een man met een afschuwelijk uiterlijk en kle¬ding en een vieze lucht komt naar hem toe en zegt: “Wees bedroeft over de rekening, die je in schande hebt gebracht, want dit is de dag die je beloofd werd.” Hij vraagt: “Wie ben jij? Je hebt een uiterlijk, dat kwaad voorspelt.” Hij antwoordt: ‘‘Ik ben je slechte daden.” Dan zegt hij: “0 Heer, laat het Laatste Uur niet komen!”
Allah, de Verhevene zegt in Zijn Almachtige Boek over de woorden die de twee engelen bij de ondervraging van de dode persoon in het graf gebruiken:
“Allah verstrekt degenen, die geloven in het tegenwoordige leven en het Hiernamaals met het bevestigende woord en Al¬lah laat de onrechtvaardigen dwalen. En Allah doet wat Hij wil. (Ibrahiem (14):2 7)
DE BETEKENIS EN DE WAARHEID VAN DE DOOD
“ledere ziel zal de dood proeven.”
(Al-Imraan (3):185).
Wat is de dood? Is het totale vernietiging? Of is het eenvoudig de scheiding van de ziel van het lichaam? En als de ziel van het lichaam gescheiden is, wat gebeurt er dan met elk van hen? Wat gebeurt er met de mens zelf, de eigenaar van het tijdelijke lichaam en de eeuwige ziel? Wordt zijn bewustzijn beëindigd als het lichaam sterft? Of blijft zijn bewustzijn doorleven in de eeuwige ziel? Voelen de doden op dezelfde manier plezier en pijn als de leven¬den dat doen? Kan het bewustzijn van een levend persoon, wiens ziel in het lichaam ingesloten is vergeleken worden met het bewustzijn van een dode wiens de ziel van het lichaam bevrijd is?
Het antwoord op de laatste vraag is natuurlijk, nee! De levenden zijn zich bewust en de doden zijn zich bewust. Maar er is een verschil en er is geen
enkele manier om dat te vergelijken. Dood is een zuivere vernietiging. Het is eerder een verplaatsing van de ene wereld naar de andere. Als een dode man de zegening of de straf van het graf voelt, betekent dat niet dat hij levend in zijn graf ligt, dat hij voedsel, kleding en dergelijke nodig heeft. Het betekent ook niet dat zijn ziel in alle delen van het lichaam aanwezig is, zoals hij dat was in deze wereld. De ziel keert naar het lichaam terug, maar op een manier die anders is dan in deze wereld, opdat de dode ondervraagd en in het graf getest kan worden.
We kunnen enig begrip van de dood krijgen, door het met de slaap te vergelijken, dit is immers de “kleine dood” maar er is uiteraard een natuurlijke ongelijkheid tussen deze twee. In de slaap verlaat de ziel van
de mens het li¬chaam door de neusgaten en reist tot hij in de aanwezig¬heid van de Heer van de Troon is. Als de slaper zich in reine staat bevindt, knielt zijn ziel voor zijn Schepper. Dan mag hij de wereld van de dromen
binnengaan of de zielen van de overleden mensen ontmoeten, maar wat hij eigen¬lijk zal ontmoeten is een pagina uit Allah’s kennis van het Onzichtbare, dat zowel het goede als het slechte wat hij voor een bepaalde mens heeft bepaald, bevat. Als de sla¬per oprecht, vrijgevig en zuiver is en iemand, die zichzelf tijdens de waaktoestand niet met domme dingen bezig houdt, dan zal de ziel naar hem terugkeren en het hart de waarheid mededelen, die Allah, de Grote en Majesteitelij¬ke, hem heeft laten zien. Als dit gebeurt, wordt het een waarachtige droom genoemd. In de slaap kan de ziel ook vrij over de wereld reizen en de zielen ontmoeten van mensen, die nog in leven zijn en kennis van hun verkrij¬gen. Iets daarvan is waar en iets is niet waar. Het gedeelte wat niet waar is, is een normale droom of het geklets van de ziel. Ook als de slaper een leugenaar is en van onwaarheden houdt, dan reist zijn ziel tijdens zijn slaap naar de hemel en beweegt zich vrijelijk over de wereld en ontmoet andere zielen en krijgt ware informatie over het Onzichtbare. Maar als de ziel naar het lichaam terugkomt, ontmoet hij Sheitan halverwege en die vermengt de waarheid met onwaarheid zoals hij doet als de persoon wakker is. Als de slaper wakker wordt is hij verward en beneveld over dat-gene wat Allah, de Almachtige en Majesteitelijke hem heeft laten zien en daarom begrijpt hij, het niet, hij herin¬nert zich alleen wat Sheitan hem heeft laten zien. Dit zijn verwarrende dromen.
Als bewijs hiervoor noemen wij wat Allah de Grote in soera az-Zoemar heeft
gezegd:
“Allah neemt de zielen van de mensen op wanneer zij sterven en ook van hen die niet sterven tijdens hun slaap. Dan houdt Hij die, die Hij ten doden heeft opgeschreven en zendt de ove¬rigen tot een bepaalde tijd (in het lichaarn) terug.”
(Az-Zoemar (39):42)
In de toestand van de slaap verlaat de ziel niet volledig het lichaam, zoals hij dat wel bij de dood doet, maar verblijft in het lichaam en verlaat dit niet om vrijelijk door de hemelen te bewegen. Wij kunnen het met een straal of een draad vergelijken waarvan het einde aan het lichaam verbonden blijft.
De straal van deze ziel strekt zich uit tot de hemel en keert dan weer terug naar het lichaam als de slaper wakker wordt. Het lijkt op stralen van de zon. Het lichaam van de zon is in de hemel maar zijn stralen zijn op aarde.
De twee gevallen zijn niet precies hetzelfde, maar het is een manier om hetduidelijker te maken.
In het geval van de dood, blijft het lichaam op de grond terwijl de ziel zich in de tussenruimte tussen de twee werelden bevindt. Een tussenruimte is iets wat twee dingen scheidt; hemel en aarde, of deze wereld en de Volgende Wereld. Met andere woorden het is de periode tussen de dood en de opstanding. De zegen of de straf van de tussenruimte zijn niet gelijk aan de zegen en de straf van de Volgende Wereld. Het is iets dat gebeurt tussen deze wereld en de Volgende Wereld. Ondanks het feit dat de ziel zich in de tussenruimte tussen de twee werelden bevindt en het lichaam nog in de aarde is, zijn de twee nog steeds verbonden. Daarom ondergaan beiden de zegen of de straf.
Wij hebben de situatie met de slaap vergeleken, maar er is natuurlijk een verschil. In de slaap verblijft de ziel in het lichaam. Het verschijnt als een straal naar de hemel zodat de slaper een droom heeft waarin hij zich of
gelukkig of ellendig voelt. Hij ervaart ofwel zegen ofwel straf in zijn slaap.
In de dood verblijft de ziel hoofdzakelijk in de tussen-ruimte en niet in het lichaam. Als Allah de grote ziel wil zegenen of straffen, dan verbindt Hij de ziel met het li-chaam. Het is in de hemel maar tegelijkertijd kijkt
hij naar en is hij verbonden met het lichaam in de grond. De ziel is op meer dan een plaats op dezelfde tijd. Een bewijs hier¬voor is dat de Boodschapper
Moesa op de Nacht van de Miraadj in gebed op zijn graf zag staan en hij zag hem ook in de zesde en zevende hemel.
Desondanks ondergaan lichaam en ziel tegelijkertijd de zegeningen of de straf. Op andere momenten overkomt het alleen de ziel. Een dode kan zijn bewustzijn enige tijd verliezen maar de zegeningen of de straf gaan door.
Dit hangt af van wat Allah, de Grote wil en het hangt af van de daden van deoverledene.
lemand uit de vroegere tijden dacht, dat als zijn lichaam maar tot as verbrand werd en een deel van het as in zee gestrooid werd en een ander deel op droog land tijdens een winderige dag, dat hij dan van de straf van het graf gered was. Maar Allah beval de zee om de as te verzamelen en de as die op het land was gegooid ook en zei toen: "Sta op!" en de man ontdekte dat hij voor Allah stond. Allah ondervroeg hem: ‘Waarom heb je dit gedaan?” Hij antwoordde: “Uit vrees voor U mijn Heer, maar U bent degene die het, het beste weet.” Dit was de reden waarom Allah het hem vergaf.
Die daad kon de straf of de zegening van het graf niet voorkomen, die effect hebben op de delen die niet meer bestaan. Als een rechtvaardig man in een vuur verbrandt, dan zal zijn deel van zegeningen zijn lichaam en ziel nog steeds bereiken en zal Allah het vuur koel en vredig voor hem maken. Voor de zondaar wordt de koele lucht als vuur en hete wind. De elementen van het universum ge¬hoorzamen hun Heer, Organisator en Schepper. Hij laat hen zich gedragen op de manier die Hij wil. Alles gehoor¬zaamt aan zijn wil in een nederige onderwerping aan zijn verkondiging.
DE ZEGEN VAN HET GRAF (TUSSEN DE TWEE WERELDEN)
“Maar gij o ziel in vrede! Keer tot uw Heer terug, verblijd in Allah’s
welbehagen. Ga daarom in onder Mijn dienaren, en ga Mijn paradijs binnen.”
(Al-Fadjr (89):27-30)
‘Het graf’... het graf is een woord dat ons vrees inboe-zemt. Wij denken er niet graag aan. Wij zijn ons niet be-wust van de vreugde die het kan bevatten. Waarlijk, de zegen van het graf is beter dan elk genoegen dat deze
wereld ons kan bieden. De Boodschapper zei: “Als een gelovige de dood nabij is, dan komen de engelen van de genade naar hem toe. Als zijn ziel wordt genomen, plaatsen zij het in een stuk witte zijde en dragen het naar de hemelpoort. Zij zeggen: “Wij hebben nooit iets zoeters geroken dan dit.” Zijn ziel wordt gevraagd: “Hoe is het met die en die? Hoe is die en die?’’ Dan zal er gezegd worden: ‘‘Laat hem met rust. Hij kwam juist van het lijden van de wereld!”
Het graf of de tussenruimte is het derde stadium in de menselijke ontwikkeling. Het eerste is het rijk van de baarmoeder van de moeder met al zijn beperkingen en de drie duisternissen die het bevat. Het tweede is het
rijk van deze wereld waarin wij opgroeien en waar wij vertrouwd mee zijn en waar wij het goede en het slechte van krijgen en de middelen tot geluk en ellende. Het derde is het rijk van het graf of de tussenruimte dat wijder en groter is dan het domein waarin wij nu leven - het rijk van deze wereld. Het vierde en laatste stadium is het eeuwigdurende rijk dat de Tuin en het Vuur
bevat. Er is geen rijk hierna want het is het Rijk van de eeuwigheid. Waar we nu in geïnteresseerd zijn is het derde stadion, het rijk van de tussenruimte tussen de werelden. Het is het eerste stadium van de Volgende
Wereld. Daarin zijn de zielen in twee groepen verdeeld, een groep wordt gestraft en gevangen, door zijn straf van al het andere weerhouden zoals bijvoorbeeld het elkaar bezoeken. De andere groep zijn de gezegenden, en het is de tweede groep waar we ons nu op zullen concentreren.
De bevrijde zielen van degenen, die gezegend zijn gaan bij elkaar op bezoek en bespreken wat er in de wereld en met de mensen in die wereld, die zij achtergelaten hebben, is gebeurd. Elke ziel is in gezelschap van zijn
vrienden, die op eenzelfde manier gehandeld hebben. Veel mensen heb¬ben dromen gehad, die dat lieten zien. Zo’n droom is door Salih ibn Bashier overgeleverd, hij zei: “Ik zag Ata’as¬ Sulami in een droom nadat deze
gestorven was en ik zei tegen hem, “Moge Allah genade met jou hebben. Je hebt lange tijd op deze wereld geleden!” Hij antwoordde: “Bij Allah, dat is
door een langdurige vreugde en oneindig plezier opgevolgd.” Ik vroeg: “Wat is jouw positie?” Hij antwoordde: “Met hen, die Allah onder de profeten, de
oprechten, de martelaars en de rechtgeleiden heeft geze-gend.”
Allah, de Grote zegt:
“En wie aldus Allah en deze boodschapper gehoorzaamt, zal zijn onder degenen wie Allah Zijn zegeningen heeft geschon¬ken, namelijk de profeten, de waarachtigen, de getuigen (martelaars) en de goeden en dezen zijn uitstekende metge¬zellen.”
(Al Nisa (4): 69)
De gezegende zielen genieten vanaf het moment van hun dood van dit stadium. Wij hebben dat al zeer gede-tailleerd duidelijk gemaakt en door een degelijke hadith ondersteund. Als de gelovige sterft, komen de engelen naar hem toe en spreken met hem en hij spreekt met hen zonder dat de aanwezige mensen dit merken. De ziel snakt ernaar om zijn Heer te ontmoeten en verlaat gemak¬kelijk het lichaam. Dan dragen de engelen hem naar de hemel en een zoete geur verspreidt zich, die door alle en¬gelen en de zuivere, bevrijde zielen in de hemelen wordt waargenomen. Zij ondervragen elkaar over deze zoete geur. Zijn verwanten en beste vrienden, die met hen in deze wereld waren haasten zich naar hem. Zij verschijnen voor hem in de volgende wereld en dringen om hen heen en vragen hem naar het nieuws van de wereld en van de¬genen, die daar verblijven. Dan nemen de engelen de ziel op van de ene hemel naar de andere en elke engel en elke hemel waar hij voorbij komt, prijst en zegent hem. Hij is verrukt van de zoetste en mooiste tijdingen. Dan stopt de ziel voor de Almachtige Koning, moge Zijn majesteit ge¬prezen zijn! Hij zegt tegen de ziel: ‘Welkom aan deze goe¬de ziel en aan het lichaam dat hij achterliet.” Als de Heer, de Almachtige en Majestieuze iets verwelkomt, dan ver-welkomt alles het en alle bekiemmingen zullen hem ver-laten. Dan zegt Hij: “Laat hem zijn plaats in de Tuin zien en toon hem de eer en de zegeningen die Ik voor hem heb voorbereid.” Dan nemen de engelen hem weer mee terug naar de aarde, zodat hij kan zien dat zijn lichaam gewas¬sen wordt en zij gaan door met een gesprek, hoewel de levenden het niet kunnen horen.
De engelen bidden op precies dezelfde manier voor de ziel van de gelovige in de hemelen als de mensen voor het lichaam op aarde bidden. Tenslotte is het lichaam begra¬ven en de ziel keert naar het lichaam terug en gaat tussen het lichaam en het lijkkleed zitten. Deze terugkeer houdt niet dezelfde band in als de ziel met zijn lichaam in deze wereld had. Het is zelfs niet dezelfde band als hij tijdens de slaap had noch is het de band, die hij had terwijl het op zijn rustplaats is. Deze terugkeer is speciaal voor de on¬dervraging die wij al eerder genoemd hebben.
Daarna, zoals we al eerder verteld hebben, komen de twee engelen Moenkar en Nakir naar beneden en onder-vragen hem. Hierna wordt er een deur naar het Vuur geo¬pend en hem wordt verteld: “Kijk daarnaar! Dit zou jouw plaats in het Vuur geweest zijn als je tegen Allah in op¬stand was gekomen en als Allah jouw plaats in de Tuin daarvoor ingeruild had.” Dan wordt de deur
gesloten en een andere deur naar de Tuin wordt geopend en hij ziet zijn plaats aldaar. Deze deur blijft open tot de Dag der Opstanding. Wat van de zoetheid en de geur van het Pa¬radijs bereikt hem en zijn graf wordt wijd.
Hij slaapt vre¬dig net alsof hij in de weide van de Tuin is.
Deze ruimheid, licht en groenheid waarin de gelovige van het moment van zijn overlijden tot de Dag der Op-standing verblijft, is niet hetzelfde als wij
in onze wereld kennen. Als een levende het graf zou openen, dan zou hij geen wijdte, licht of groenheid vinden. Hij zou geen open deur vinden waardoor hij de Tuin kon zien. Hij zou geen zegen of marteling zien. Het is alleen de overledene, die zich hiervan bewust is en deze dingen ziet. Allah heeft door Zijn wijsheid de macht om het voor de levenden af te schermen.
Het bewijs, dat dit zo is, is het feit dat er andere wezens zoals de djinn zijn, die met ons op aarde leven. Zij praten met luide stem onder ons maar wij zien of horen hen niet. Er zijn engelen geweest, die met de gelovigen
(bij Badr) vochten en ongelovigen versloegen en tegen hen schreeuwden, maar de moslims hebben hen niet gehoord of gezien. Djibriel kwam tot de Boodschapper te midden van de mensen, maar zij konden hem niet zien of horen.
Als iemand de dood nabij is, steekt de engel zijn hand naar de ziel uit en reikt ernaar, hij spreekt er tegen en hij komt naar buiten. Een licht als een zonnestraal en een zoete geur komen naar de ziel. Dan stijgt hij op. Te
midden van de engelen, maar degenen, die daar zijn kunnen het niet zien of ruiken. Hij wordt ondervraagd, gestraft, gesla¬gen en klaagt of schreeuwt het uit. Dit gebeurt allemaal terwijl hij dood ligt en zijn familie om hen heen staat, maar zij kunnen het niet horen of zien. De slaper droomt en ge¬niet van zijn droom of wordt erdoor gekweld, terwijl ie¬mand die in wakkere toestand naast hem is ,niet in staat is om waar te nemen wat er
gebeurt.
Allah alle eer is aan Hem en moge Hij geprezen zijn -heeft levenloze objecten bewustzijn en waarneming gege¬ven zodat zij hun Heer kunnen verheerlijken.
De stenen vallen uit vrees voor Hem. De bergen en bomen knielen. De steentjes, het water en de planten verheerlijken Hem. Dit gebeurt allemaal terwijl wij er ons niet bewust van zijn. Allah de Grote zegt:
“En daar is niets dat Hem niet met de lof die Hem toekomt, verheerlijkt.”
(Al-Isra (1 7):44)
De metgezellen hoorden het voedsel dat gegeten werd, Allah verheerlijken. Dit is omdat de metgezellen een doorzichtigheid van hart hadden, welke wij niet meer bezitten. Al deze dingen zijn onderdeel van onze wereld en wij zijn daar toch volledig onwetend van. Het is niet te ver gezocht omdit door te trekken naar onze onbewustheid van de din¬gen van de Volgende Wereld.
Een illustratie van de zegeningen van de tussenruimte tussen de twee werelden wordt gevonden in de woorden van de Allah’s Boodschapper betreffende het martelaarschap. Hij zei:
“De martelaar krijgt zes goede dingen van Allah: Hij vergeeft hem zodra zijn bloed vergoten wordt en laat hem zijn plaats in de Tuin zien, Hij beschermt hem tegen de straf in het graf, Hij beveiligt hem tegen de Grootste Ver¬schrikking, Hij plaatst een kroon van waardigheid op zijn hoofd, waarvan een enkele robijn in waarde groter is dan alles wat deze wereld bevat, Hij
geeft hem tweeënzeventig donkerogige vrouwen ten huwelijk en Hij bemiddelt voor zeventig van zijn verwanten.”
Hij zei ook:
“Als een van jullie broeders (in het gevecht) wordt neergeslagen, dan plaatst Allah hun zielen in de lichamen van groene vogels die naar de rivieren van de Tuin gaan, zijn fruit eten en in de gouden lampen in de
schaduw van de Troon schuilen. Als zij de zoetheid van hun voedsel en drinken hebben ervaren en van hun uitmuntende ont¬vangst, dan zeggen zij: “Als onze broeders maar konden weten wat Allah voor ons heeft gedaan, dan zouden zij de djihad nooit meer vermijden of over een wereldlijke oor¬log spreken.”
Allah de Almachtige en Majestueuze zegt:
“Ik zal hen dit van jou doorgeven.”
Toen heeft Allah de Grote aan Zijn Boodschapper (moge Allah hem zegenen en vrede schenken) geopenbaard:
"En denk niet over degenen, die terwille van Allah zijn gedood, als
doden. Neen, zij zijn levend en bij hen Heer worden hun gaven geschonken."
(Al Imran(3):169).
DE STRAF IN HET GRAF
“0 konde gij het waarnemen, wanneer de onrechtvaardi¬gen in doodstrijd zijn en de engelen hun handen uitstrekken, (zeggende): “Geeft uw zielen op Deze dag zal u de straf der schande worden toegekend...”
(Al An ‘am (6):93)
Het graf is een onbekend terrein. De buitenkant is stil, maar de binnenkant bevat geheimen en verschrikkingen, welke een gewoon mens niet kan waarnemen.
Zij kunnen slechts waargenomen worden door iemand, die een hoog niveau van geloof en innerlijk gezicht heeft gekregen. Het is een vreemd feit dat dieren in staat zijn om de straf van in het graf te horen terwijl mensen dat over het algemeen niet kunnen. De Profeet zei: “Zij worden gestraft en de dieren horen het.”
Thabit al-Boenani zei hierover: “Ik liep op een keer tus-sen de graven en ik hoorde een stem achter mij zeggen:“Thabit! Wordt niet door de stilte bedrogen! Hoe veel mensen lijden daarin!” Ik keerde mij om, maar ik zag niemand.”
Al-Hassan liep voorbij een begraafplaats en zei: “Wat zijn hier veel mensen! En wat stil zijn zij! Hoeveel onder hen zijn er, die lijden!”
We hebben in het vorige gedeelte al duidelijk gemaakt, dat een overledene of in een staat van zegening of van straf verkeert, en dit is vanaf het moment dat hij sterft tot het moment dat de twee engelen hem ondervragen. Wij zijn bij het moment aangekomen dat de deur naar de Tuin voor de ongelovigen wordt geopend en hem verteld wordt, wat zijn plaats in de Tuin zou zijn geweest, als hij Allah gehoorzaamd had. Daarna wordt deze gesloten ter¬wijl een andere deur wordt geopend en hem wordt verteld om naar zijn plaats in het Vuur te kijken. Deze blijft open en een hete wind komt op hem af tot de Dag der Opstan¬ding. Dan drukt de aarde op hem en hij wordt zo verplet¬terd dat zijn ribben splijten.
Dan komen er verschillende vormen van straf op hem neer, afhankelijk van het soort slechte daden, dat hij verricht heeft.
Er zijn veel uitspraken aan ons geopenbaard, die ons de realiteit van de straf in het graf laten zien, of we kunnen het ook de straf in de tussenruimte tussen twee werelden noemen. De Profeet zei:
“Ik kwam voorbij Badr en ik zag een man uit de grond komen. Een andere man sloeg hem met een stok tot hij weer onder de aarde was. Daarna gebeurde dat opnieuw.’”
De Boodschapper van Allah ging door en zei:
“Dat was Aboe Jahl ibn Hisham, die zo gestraft wordt tot de Dag der Opstanding”.
“Wij kwamen op de weg naar Basra voorbij een bepaal-de drenkplaats. We hoorden het balken van een ezel en vroegen de mensen daar, wat het balken te betekenen had. Zij antwoordden ons, dat de moeder van een van de mannen, die vroeger gewoonlijk bij hen was, haar zoon iets gevraagd had en hij had haar gezegd als een ezel gaat balken. Sinds zijn dood werd dit gebalk iedere nacht uit zijn graf gehoord.”
“Amr ibn Dinar zei: "De zus van een van de mannen uit Medina stierf en hij begroef haar.Toen hij van de begrafenis terugkwam, herinnerde hij zich, dat hij iets in het graf had laten liggen. Hij vroeg een van zijn metgezellen om hem te helpen. Zijn metgezel vertelde dat zij het graf hadden opgegraven en dat waar zij op zoek naar waren, ge¬vonden hadden. Toen zei de man: “Laten wij eens verder graven en zien wat er met mijn zuster gebeurd is. Hij tilde een van de stenen op die de opening van het graf afsloot, en zag dat het graf met vuur gevuld was. Hij plaatste de steen terug en vulde het graf opnieuw. Toen keerde hij naar zijn moeder terug en vroeg: “Hoe was mijn zus eigenlijk?” Zij antwoordde: “Vraag je nu pas naar haar, nu ze dood is?” Hij zei: “Vertel het me.” Zij zei: “Zij stelde meestal het gebed uit en legde haar oor te luisteren aan de deuren van de buren, en vertelde andere mensen wat ze gezegd hadden!”
Dan zijn er ook nog de hadiths van de Boodschapper over de Miraadj, waarin veel beschrijvingen voorkomen van straf¬fen, die hij in de tussenruimte tussen de twee werelden zag. Wij geven hier een samenvatting daarvan.
Er zijn zielen, die als vee worden voortgedreven en ge-dwongen worden om kruiden te eten, die bitterder zijn dan aloë en de bittere vruchten van de zakkoem en over hete stenen van Djahanam worden gedreven, omdat zij hun eigendommen niet gereinigd hebben door de zakat te betalen.
Er zijn zielen, die vuil rottend vlees moeten eten, omdat zij verkracht hebben. Er zijn zielen wiens lippen met ijzeren scharen worden geknipt, omdat zij een burgeroorlog aanwakkerden. Sommigen hebben buiken zo groot als huizen en telkens als een van hen op staat, wordt hij neergeslagen en zegt hij: "0 Allah, laat het Uur niet komen!"Zij staan op de weg van de mensen van de farao, die eraan komen en hun vertrappen, terwijl zij niets kunnen doen behalve schreeuwen. Dit zijn de
mensen, die rente hebben gevraagd.
Sommigen schreeuwen met wijd open monden, terwijl zij hete kolen verslinden, die uit hun anussen komen. Dit zijn de mensen die de eigendommen van de wezen hebben geconsumeerd. Sommigen snijden stukken uit hun eigen zijde en eten hun eigen vlees. Dat zijn de lasteraars en de¬genen waarvan de Profeet heeft ge-zegd:
“Wij zagen mensen die vlees uit hun zijde sneden en het aten. Er werd gezegd: “Zoals jullie het vlees van jullie broeder aten!” Ik vroeg: “Wie zijn zij?” en mij werd gezegd: “Degenen uit jullie gemeenschap die lasteren.”
Sommigen hebben bronzen nagels waarmee zij over hun gezichten en borst krabben. Dit zijn degenen, die achterklap pleegden en de eer van de mensen aantastten.
Een deel van de hadith van de Miraadj is:
Sommige mensen kraakten met een steen hun hoofd open. Iedere keer dat zij dat deden, werden hun hoofden hersteld tot hoe zij daarvoor waren geweest. Dit ging onop¬houdelijk door. Ik zei: “Djibriel, wie zijn dat?’ Djibriel antwoordde: “Dit zijn mensen die zich van het gebed heb¬ben afgekeerd.”
Een van de dromen van de Profeet - en de dromen van de Profeet waren waar en een onderdeel van de openbaring en raakten de kern van de zaak - werd als volgt verteld. Hij zei:
“Afgelopen nacht zag ik dat twee mannen naar mij toe kwamen, mij bij de hand namen en mij naar het Heilige Land brachten. Ik zag dat een man zat en een andere man stond, die een ijzeren haak vast had en daarmee in de mondhoek van de zittende man sloeg en wel op zo’n ma¬nier, dat de haak aan de achterkant van zijn nek naar bui¬ten kwam. Hij deed hetzelfde met de andere kant. Hierna genas de mond vanzelf en herstelde zich in de oorspron¬kelijke staat, en hij deed weer hetzelfde. Ik vroeg wat dit was en zij vertelden mij, dat ik door moest lopen.
Wij gingen verder en kwamen bij een man die op zijn rug lag. Een andere man stond bij zijn hoofd en verplet-terde dit met een steen of rotsblok. Als hij het hoofd sloeg, rolde de steen weg en ging hij hem halen. Hij kwam niet terug tot het hoofd van de man weer in de normale staat was, en daarna verpletterde hij het weer. Ik vroeg wat dit was en zij zeiden mij dat ik door moest lopen.
Wij kwamen bij een gat dat er uit zag als een oven, nauw van boven en beneden wijd. Er brandde een vuur onder en er waren naakte mannen en vrouwen in. De vlammen kwamen van beneden omhoog. Toen het vuur dichtbij kwam, stonden zij op tot zij er bijna uitkwamen. Wanneer het wat doofde, gingen zij weer terug. Ik vroeg wat dit was en zij zeiden mij dat ik door moest lopen.
Wij gingen door tot wij bij een rivier van bloed kwamen waar een man instond. Aan de oever van de rivier was er een man, die wat stenen voor zich had liggen. De man in de rivier kwam naar voren en wanneer hij uit de rivier wilde komen, gooide de man een steen naar hem en ging hij terug naar zijn oorspronkelijke plaats. ledere keer als hij uit de rivier wilde komen, gooide de man een steen naar hem en ging hij terug naar zijn oude plaats. Ik vroeg wat dit was en zij zeiden mij, dat ik door moest lopen.
Wij liepen door tot wij bij een groene tuin kwamen met een reusachtige boom erin, onder de boom zat een oude man met een paar kinderen. Naast de boom was een man, die een vuur voor hem stookte. Zij namen mij mee naar boven, de boom in en in een huis, dat het mooiste was van alles wat ik ooit heb gezien. Daar waren oude mannen en jongelingen binnen. Zij namen mij op en brachten mij naar een ander huis dat zelfs nog mooier was. Ik zei tegen mijn metgezellen: “Julie zijn de hele nacht bij mij geweest, ver¬tel mij dus over wat ik gezien heb.”
De Profeet zei over het toevlucht zoeken van de straf van de tussen¬ruimte of het graf:
“Als ieder van jullie de laatste tashahoed uitgesproken heeft, moet hij toevlucht bij Allah zoeken tegen vier din-gen: tegen de straf van de Djahannam, de straf van het graf; de beproevingen van de levenden en de
doden en de beproevingen van de Dadjjal.”
Dit alles laat zien dat de straf van het graf zonder twij¬fel waar is. Wij voegen hier nog dat aan toe wat Allah over twee straffen heeft gezegd, nl.
de straf van de tussen¬ruimte en de straf op de Dag der Opstanding:
“Aan het Vuur zullen zij (in het graf) morgen en avond wor¬den blootgesteld. En de Dag waarop het Uur zal komen, zal er worden gezegd: “Doet Farao‘s volk de strengste straf on¬dergaan.”
(Al-Mominoen (40): 47)
“Doch degene, die zich van Mijn gedachtenis zal afwenden, zal in benarde
omstandigheden leven en op de Dag der Op¬standing zullen Wij hem blind doen opstaan.”
(Taa ‘haa (20): 124)
Hoe kan iemand zichzelf van de straf van de tussenruimte redden voordat het te Iaat is?
“Wedijver om vergiffenis van uw Heer en voor het paradijs, waarvan de breedte gelijk is aan de breedte tussen hemel en aarde”
(Al-Hadied (57): 21)
Aan de buitenkant is het graf stil terwijl binninin zegen of lijden heerst. De verstandige mens is de mens die zich¬zelf tegen het kwaad van de straf beschermt, voordat het te laat is. Zo iemand weet zeker dat zijn tijd vroeg of laat zal komen, en wanneer dit is, weet alleen de Almachtige Schepper. Het kan zonder waarschuwing komen. Als het komt laat eenieder er weelde achter, die hij verzameld heeft en verplaatst zich naar een andere wereld. Slechts daar zal hij spijt voelen, maar aan spijt heeft hij niets. Op die plaats zijn slechts zijn goede daden van waarde. Alleen dat is het geldige betaalmiddel op deze kritieke dag. Al¬leen met de goede daden is hij in staat om een prachtig huis in de Tuin te kopen met alle luxe en zegeningen, dat het bevat, een eeuwige verblijfplaats, en niet zo een dat na verloop van
tijd verdwijnt, zoals de dingen in deze wereld doen.
De verstandige mens is degene, die voor deze wereld handelt alsof hij er altijd zal leven en voor de Volgende Wereld handelt alsof hij morgen zal sterven. Om te bewijzen wat ik gezegd heb, neem ik een droom van de Profeet als bewijsstuk (alle dromen van de Profeten waren waar). Hij had een droom waar hij een moslim in zag. De Engel des Doods kwam om zijn ziel te nemen, maar zijn goede gedrag tegen zijn ouders kwam en dreef de Engel des Doods van hem weg. Hij zag dat een andere moslim omringd was door sheitans. Toen kwam zijn gedachtens aan Allah en dat zorgde ervoor dat de sheitans wegvlogen. Toen zag hij een derde moslim, die omringd was door de engelen der bestraffing. Zijn gebed kwam en redde hem uit hun handen. De tong van een vierde moslim was verdroogd van de dorst en elke keer als hij bij een waterpoel kwam werd hij tegengehouden en weggejaagd. Toen kwam zijn vasten van de Ramadan en gaf hem water te drinken. Hij zag een andere man en de profeten die in kringen zaten. ledere keer als de hij een kring benaderde werd hij tegengehouden en weggejaagd. Zijn ghoesl voor de djanaba kwam en nam zijn hand en liet hem in de kring zitten. Een andere moslim had een duisternis voor en achter zich en aan zijn rechter- en linkerkant, onder hem en boven hem. Hij was er geheel in verdwaald. Toen kwamen zijn hadj en oemra en leidden hem vanuit de duisternis naar het licht. Een andere moslim werd vervolgd door vlammen en spetters vuur. Zijn sadaqa vormde een sluier tussen hem en het vuur en beschermde zijn hoofd. Een andere moslim sprak tot een groep gelovigen, die niet tegen hem wilden spreken. Zijn aanhouden van familiebanden kwam en vertelde de groep gelovigen, dat hij’ de familiebanden had onderhouden en beval hen met hem te spreken. Toen spraken de gelovigen met hem en schudden zijn hand. Een andere moslim was door Zabaniyya (de engelen van de Djahannam) omringd. Zijn aanbeveling van het goede en verbieding van het kwade kwam en redde hem uit hun handen en bracht hem naar de engelen der genade. Een andere moslim knielde met een sluier tussen hem en Allah. Zijn goede karakter kwam, nam zijn hand en Allah liet hem in Zijn nabijheid komen. Een andere moslim had zijn boek in zijn linkerhand ontvangen. Zijn vrees voor Allah kwam, nam het boek en plaatste het in zijn rechterhand. De balans van een andere moslim was licht. Zijn kinderen die jong gestorven waren, kwamen en maakten de balans zwaar. Een andere moslim stond op de rand van Djahannam. Zijn hoop in Allah kwam en redde hem ervan, en trok hem terug. Een andere moslim was in het Vuur gevallen. De tranen, die hij uit angst voor Allah huilde, redden hem ervan. Een andere moslim stond op de Sirat en trilde als een blad in een harde wind. Zijn goede opvatting over Allah kwam en het leed was geleden en hij was in staat om verder te gaan. Een andere moslim kroop over de Sirat, soms huilend en soms zich alleen maar vastklemmend. Zijn gebed kwam en zette hem op zijn voeten en redde hem. Een andere moslim kwam bij de poorten van de Tuin aan maar zij bleven voor hem gesloten. Zijn getuigenis dat er geen god dan Allah is kwam en opende de poorten voor hem en liet hem in de Tuin toe.”
De Profeetheeft ook over soerat al-Moelk gezegd: “Die soera heeft dertig ayat die voor iedereen die ze kent bemiddelen tot zij de vergiffenis krijgen”:
"Gezegend zij Hij in wiens hand het Koninkrijk is."
(Al-Moelk (67): 1)
Van de dromen van de eerste moslims is er een overleverd door Yazid ibn Nuama, die zei: "Een meisje stierf tijdens de al-Jarif-plaag. Haar vader ontmoette haar na haar dood in een droom en vroeg haar om hem over de Volgende Wereld te vertellen. Zij antwoordde: "Mijn vader, het is een omvangrijk onderwerp dat jij ter sprake hebt gebracht. Wij weten, maar kunnen niet handelen. Jij kan handelen, maar je weet niet. Bij Allah, een of twee daden van verheerlijking en een of twee raka’at van gebed in het boek van mijn daden heb ik liever dan de wereld en alles wat het bevat.”
Het graf heeft een omhelzing waaruit noch de gelovige noch de ongelovige kan ontsnappen. Naderhand wordt de gelovige van de druk verlost terwijl de ongelovige bestraft blijft worden. De Boodschapper van Allah zei:
“Het graf heeft een druk en als iemand daarvan gered wordt, dan is het Sad ibn Moeadh.”
De wijsheid van de druk en de omhelzing van het graf zit in wat Ibn Abid Doenya overleverde van Mohammed at-Taymi. Hij zei, dat de mensen zeiden, dat de aarde hun moeder is. Zij werden ervan geschapen en zij waren er lange tijd van verwijderd. Als zij terugkeren, omhelst het hen zoals een moeder haar kind omhelst wanneer het lange tijd is weggeweest en weer naar haar terugkeert. Wie Allah gehoorzaamt, wordt door mededogen en tederheid omhelsd. Ieder die aan Allah ongehoorzaam is geweest wordt met ruwheid omhelsd, omdat de aarde boos is vanwege haar Heer.
Toen ‘Abdoel-Aziz ibn Soelayman al-Abid stierf, zag één van zijn metgezellen hem in een droom een groen kleed en een kroon van parels op zijn hoofd dragen. Hij vroeg hem hoe het met hem was en hoe hij de dood ervaarde en hoe de dingen daar waren. Hij antwoordde: “Vraag mij niet over de intensieve droefheid en het verdriet van de dood! Maar Allah’s genade heeft al onze fouten bedekt en wij ervaren niets anders dan zijn Vrijgevendheid.”
De Profeet zei:
“Allah heeft de aarde verboden om de lichamen van de profeten te consumeren.”
Hij zei ook:
“Niemand bid voor vrede voor mij zondor dat Allah mijn ziel aanspreekt zodat ik terug kan groeten.”
Hij zei ook:
“Als een man het graf van zijn broeder bezoekt en bij hem zit, dan houdt hij hem gezelschap tot hij opstaat en weggaat. Hij onderwees zijn gemeenschap om het volgende te zeggen als zij de graven van de mensen bezochten:
‘Vrede zij met u, mensen die hier wonen, zowel gelovigen als moslims. Als Allah het wil zullen wij ons bij u voegen. Moge Allah genade met degenen
hebben, die voor zijn gegaan en met degenen die achter zijn gebleven. Wij vragen Allah voor het welzijn van zowel jullie als onszelf.’
WAT KAN EEN LEVENDE DOEN OM DE OVERLEDENE VAN DE STRAF TE REDDEN?
Zeg: “Van Allah is Iedere voorspraak. Hem behoort het ko¬ninkrijk der hemelen en der aarde en naar Hem zult gij wor¬den
teruggebracht".
(Az-Zoemar (39): 44)
Wij verwijzen opnieuw naar de eerste zin van het eer¬ste hoofdstuk: “De levenden gaan door en de doden niet.”
Iemand leeft in ons midden. Plotseling haalt de dood hem bij ons weg. Wij klagen en dragen zwarte kleding. Wij richten begrafenistenten op. enzovoort.
Kortom, wij doen wat nodig is. Dan vergeten wij hem, met de vooronder¬stelling in het hoofd dat de levenden doorgaan en de doden niet. Of hij blijft in onze gedachten en laten ons door ons verdriet meenemen,
leven in voortdurende pijn en beweren dat wij trouw aan de doden zijn. Dus we brengen ons leven of in vergeetachtigheid of in verdriet door. Maar ons leven is kort. Er is geen tijd voor vergeetachtigheid of verdriet. Het ware leven bestaat niet uit vergeetachtigheid. Ware trouw komt niet tot uitdrukking in verdriet.
Laten wij samen bedenken hoe we de dode persoon, die ons heeft verlaten, kunnen helpen. Hoe kunnen wij hem in die zware beproeving steunen. Hij heeft ons eigenlijk meer nodig dan de levenden. Hij is nu alleen, begraven in een graf in de aarde. Hij kan nu niet meer handelen. Maar het nut van de handelingen, die de levenden voor hem doen, is niet tot een einde gekomen, mits Allah daar toestem¬ming voor geeft, want Allah zegt in Zijn Almachtige Boek:
“Wie zal er bij Hem bemiddelen zonder Zijn verlof?”
(Al Baqara (2): 255)
De Boodschapper van Allah zei:
"Als iemand sterft, stoppen zijn handelingen, behalve drie dingen: een sadaqa gaat door; kennis waar de mensen profijt van hebben gaat door, of een rechtvaardige zoon die een smeekbede voor hem maakt."
Er zijn veel dingen, die de levenden kunnen doen om de dode te redden. Hier vallen ook smeekbeden onder, het vergiffenis voor hem vragen, daden van vrijgevendheid, hadj, vasten en andere daden van aanbidding. Dit kan, met Allah’s permissie, aan de overledene worden toegekend.
Nog belangrijker dan dit is het betalen van de schulden van de doden, of deze schuld nu financieel of spiritueel is, schulden aan andere levende personen of schulden van aanbidding, die Allah toebehoren.
Als een levende voor een dode, die gestraft wordt, bemiddelt, dan wordt zijn straf gestopt, zelfs als is het maar voor een tijdje. Wanneer hij voor
iemand bemiddelt, die gezegend is, dan stijgt deze een graad.
Ibn Abi’d-Doenya vertelde, dat één van zijn metgezellen zei: "Mijn broeder is dood en ik zag hem in een droom. Ik zei: ‘Hoe was het, toen je in het graf werd geplaatst?’ Hij antwoordde: ‘Iemand bracht mij een vurige vlam en als iemand anders geen smeekbeden voor mij had gemaakt, dan denk ik dat hij mij ermee geslagen had."
Bashar ibn Ghalib zei: "Ik zag Rabi’a waarvoor ik vaak smeekbeden had gemaakt, in een droom. Zij zei tegen mij:
‘Bashar ibn Ghalib Jou gaven zijn mij gebracht op platen van licht bedekt met zijden kleden.’ Ik vroeg: ‘Hoe kan dat?’ Zij antwoordde: ‘Zo is het met de smeekbeden van de levenden. Als zij een smeekbede voor een dode maken, dan antwoordden de smeekbeden voor hem op platen van licht, bedekt met zijden kleden. Dan worden zij naar de dode persoon gebracht voor wie de smeekbeden worden uitgesproken en men vertelt hem: “Dit is een gave aan jou van die en die.”
‘Amr ibn jarir zei, dat als de dienaren van Allah voor een dode broeder een smeekbede maken, dat een engel deze smeekbede voor hem naar het graf brengt en zegt: “Jij, vreemdeling in het graf! Hier is een gave van een broe-der die medelijden met jou heeft!”
De Boodschapper van Allah zei:
“Na zijn overlijden kan de gelovigen slechts van de volgende handelingen en goede daden profiteren: kennis die hij onderwezen heeft en doorgegeven, een goede zoon, die hij achterlaat, een kopie van de Koran die hij vermaakt heeft, een moskee die hij heeft laten bouwen, een huis dat hij voor een reiziger heeft laten bouwen, een ka¬naal dat hij heeft gegraven, of een handeling van liefda¬digheid die hij uit zijn bezit heeft besteed, toen hij
levend en in goede gezondheid was en dat nu naar hem toekomt, na zijn dood.”
De Koran zegt:
“en degenen, die na hen kwamen, zeggen: “Onze Heer, ver¬geef ons en onze broeders, die ons voorgingen in het geloof”
(Al-Hashr (59): 1O).
Allah Hij zij verheerlijkt! - looft hen voor het vragen voor vergiffenis voor de gelovigen onder hen. Hij geeft aan, dat zij geholpen worden, als de levenden om verge-ving voor hen vragen.
De Profeet zei:
“Als je voor een dode bidt, maak dan een oprechte smeekbede voor hem”
In zijn smeekbede zei hij: “0 Allah! Die en die, de zoon van die en die is onder Uw hoede geplaatst en in de nabijheid van U. Bescherm hem tegen de beproeving in het graf en de straf van het Vuur. U bent de trouw en de
waarheid waardig, vergeef hem dus en wees genadig met hem. U bent de Vergevende, de Genadevolle.”
Als de Profeet klaar was met het
begraven van een dode, stond hij boven hem en zei: “Vraag om vergiffenis van uw broeder. Vraag voor hem om standvastig gemaakt te worden. Hij wordt nu onder-vraagd.”
Hij zei ook:“Leer uw doden de woorden: “Er is geen god dan Allah.”
Er is een overlevering van Aboe Hoerairah over de beloning van daden van liefdadigheid, die de doden bereiken.
Aboe Hoerairah zei, dat een man tegen de Profeet zei: "Mijn vader is overleden en heeft wat spullen nagelaten,
maar hij heeft geen testament nagelaten. Zal hij beloond worden als ik voor hem een daad van liefdadigheid doe? Hij ant¬woordde: “Ja.”
De Profeet zei over de beloning van het vasten, die de overledene bereikt:
“Als Iemand sterft en nog een paar dagen moet vasten dan moeten zijn erfgenamen voor hem vasten.”
Hij zei ook:
“Als iemand overlijdt en hij heeft nog de schuld van een maand vasten, dan moeten zijn erfgenamen een arme voe¬den voor elke dag die hij schuldig is.”
En over de beloning van de hadj die een dode persoon bereikt:
Ibn ‘Abbas (Moge Allah tevreden met hem zijn) zei:
“Een man vroeg: “Profeet van Allah! Mijn vader is overle¬den en heeft nog geen hadj verricht. Zal ik het voor hem doen?” Hij antwoordde: ‘denk je niet
dat als je vader een schuld had, dat je het voor hem zou betalen?” Hij ant¬woordde: “Ja.” De Profeet zei: ‘Een schuld aan Allah is nog belangrijker om terug te betalen.”
De moslims zijn het er over eens dat de schulden, waar een dode nog steeds verantwoordelijk voor is, terugbetaald moeten worden, zelfs als de persoon,
die het betaalt, een vreemde is en het geld niet uit de erfenis komt. Dit wordt in de hadith van Aboe Qatada aangetoond:
Aboe Qatada zei dat hij voor een bepaalde dode twee dinar zou betalen. Toen hij ze betaald had, zei de Profeet tegen hem: "Nu is zijn huid koel."
Zij zijn het erover eens dat als een levende geld tegoed heeft van een dode, het iedere moslim toegestaan is om te helpen om de schuld te betalen, alsof het de schuld van een levende was.
De Boodschapper zei:
“Reciteer de soera Yasien als iemand van u sterft.”
Dit kan betekenen dat hij voor degene, die de dood na-bij is gereciteerd moet worden en het kan ook betekenen dat het bij zijn graf gereciteerd moet worden. De eerste mogelijkheid is waarschijnlijker want de stervende kan dan van de tawhied profiteren; het goede nieuws dat de mensen van de tawhied naar de Tuin gaan en de vreugde van de stervenden, die kennis van de tawhied, die deze soera bevat hooggehouden hebben. Het zegt:
“Ga het paradijs binnen.” Hij riep uit: “0, als mijn volk slechts wist, hoe mijn heer mij vergiffenis heeft geschonken en mij tot een der geëerden heeft gemaakt!”
(Yasien (36): 27-28)
De ziel verheugt zich hier op en wenst Allah te ontmoeten, zoals Allah hem wenst te ontmoeten. Deze soera is het hart van de Koran en iets prachtigs
verschijnt er als het in de aanwezigheid van een stervende wordt gereciteerd.
Over het algemeen gesproken kunnen we zeggen, dat de recitatie van de Koran een van de daden van de aanbidding is, waarvan de beloning de overleden persoon bereikt, mits de reciteur eerst de bemiddeling bij Allah voor hem vraagt. Allah kan het wel of niet accepteren, zoals dat met alle daden van aanbidding het geval is. Hij kan de hadj van een bepaald persoon accepteren en niet van een ander. Hij kan het gebed van een bepaalde man accepteren en niet van een andere man. Wat telt is de op¬rechte bedoeling om de daad uitsluitend voor Allah, de grote te verrichten.
Laten wij ons een groep moslims voorstellen die zich verzameld heeft om iemand te gedenken, die hen dierbaar was en overleden is. Zij dragen nog zwarte kleding en het verdriet is nog vers. Zij zijn omwille van de liefde en de vriendschap die er tussen hen bestaat bij elkaar gekomen om Allah te gedenken en om bij Hem voor de geliefde te bemiddelen.
De ontmoeting kan overal plaatsvinden, maar laten wij aannemen dat het in het huis van een van hen is. Iedereen houdt een kopie van de Koran in zijn
hand en de recita¬tie is onder hen verdeeld. Zij beginnen de recitatie met de bedoeling om de beloning hiervoor aan de dode persoon te schenken. Dit houdt niet in dat zij zelf geen beloning hiervoor zullen ontvangen, maar de beloning bereikt ook de dode persoon in het graf, als Allah het wil. er is een beloning voor zowel de levenden als de doden.
Onder deze mensen kan een zoon of kleinzoon van de overledene zijn. Dit is een uitbreiding van zijn daden en het resultaat van zijn moeite in deze wereld, want hij heeft een goede zoon achtergelaten en vervolgens goede
naza¬ten. Er kan een broer, een vader, een verwante of een vriend onder hen zijn, hetgeen duidt op zijn goede om¬gang met de andere mensen, want anders zouden zij hem met in hun smeekbeden gedenken of voor hem bij de Al¬machtige en Majestueuze Heer bemiddelen. Dit is ook het resultaat van de eigen daden van de overledene.
Een goede zoon of dochter is een ware schat voor een man en hij heeft daar tijdens zijn leven en na zijn dood voordeel van. Iedere vader of moeder moet zo goed als
mogelijk is, proberen om goede kinderen groot te brengen. iedere zoon moet proberen zijn ouders tijdens het leven en na hun dood te gehoorzamen. Men moet zich realiseren dat de overledene weet wat zijn levende verwanten en broeders doen. Er wordt gezegd dat iemand in zijn graf zich verheugt over de goedheid van zijn kinderen na hem.
We kunnen nog veel langer doorgaan. Het spreken over de ziel, de dood en de Volgende Wereld kent geen eind. Het is een onderwerp dat honderden jaren grondig bestu¬deerd is. Ondanks dat kunnen toch niet tot haar diepte doordringen. We hebben slechts de oppervlakte behan¬deld van de ware kennis hierover. Slechts Allah -- Alle eer is aan Hem en moge Hij geprezen zijn! - heeft hier de vol¬ledige kennis van.
“De woorden van Allah zijn waar wanneer Hij zegt: “en zij stellen u vragen betreffende de geest. Zeg: “De Geest is op bevel van mijn heer: en er is u slechts een weinig kennis van gegeven.”
(Al-Isra (17): 85).
Bron: De reis van de ziel na de dood. Een Samenvatting van Kitab Ar-Ruh van Ibn Al-Qayyiem. Uitgeverij Noer.
www.islamhouse.com
Islam voor iedereen !